Zuid-Afrika

User comments

van 9 juli tot juli 2016

Vanmorgen was het eindelijk zo ver: onze 23-daagse reis naar Zuid-Afrika ging van start! Om 10u19 stapten we op de trein vanuit Ieper richting Brussel Nationaal Luchthaven. Alles verliep vlot, al werden we lichtjes ongeduldig van het wachten tot onze vlucht om 15u55, met een kwartiertje vertraging, eindelijk de lucht in vloog.

In Caïro hadden we drie uur overstaptijd, genoeg om de benen te strekken, een drankje en een hapje en een sanitaire stop. Daarna konden we verder met onze nachtvlucht naar Johannesburg. Slapen zat er niet echt in. Om 1 uur ’s nachts werden we getrakteerd op een diner (wie heeft daar op dat uur trek in?), en om 6u30 volgde het ontbijt. Ondertussen zaten wij vlak naast de wc’s, waar het felle licht en de oorverdovende “sjasse” ons keer op keer uit onze slaap haalden. Toch heb ik een uurtje of drie kunnen dutten.

Stipt op tijd landden we om 7u10 op Johannesburg Airport. En wat een frisse binnenkomer: 5 graden! Niet direct waar je op hoopt na een warme Belgische zomer, maar het gaf ons wel dat echte gevoel van “we zijn er!” Met koude neuzen en een grote glimlach stapten we naar buiten. Het avontuur kan beginnen!

We werden op de luchthaven verwelkomd door een lokale agent van het reisbureau. Hij overhandigde ons een enveloppe met een roadbook en vouchers en wandelde met ons mee naar het autoverhuurkantoor. Onderweg gaf hij nog wat nuttige tips – die we waarschijnlijk sneller nodig zouden hebben dan we dachten.

Na een hoop papierwerk mochten we eindelijk onze huurauto ophalen. Verwachting: een Nissan Qashqai of iets vergelijkbaars. Realiteit: een gigantische truck met een laadbak waarin je met gemak een kleine kudde zebra’s kon vervoeren. In België hadden we nog getest of onze koffers in een Nissan zouden passen. Na een half uur puzzelen was dat gelukt. Nu bleek die moeite volledig voor niets, want in deze laadbak konden we minstens het dubbele kwijt.

We probeerden alles even uit en ontdekten dat het kofferdeksel niet fatsoenlijk op slot kon. Geen goed idee in een land waar je je bagage liever goed beveiligt. Dus terug naar het kantoor! Zonder veel gedoe kregen we een andere auto – nog steeds een flinke truck, maar een slagje kleiner.

Rik nam de eerste rit voor zijn rekening: van de luchthaven naar onze eerste verblijfplaats, Ukutula Lodge in Ukutula Lion Park. Dit park kweekt leeuwen, maar niet om ze te verplaatsen. In plaats daarvan verzamelen ze genetisch materiaal en versturen dat naar andere parken om inteelt en ziektes te voorkomen.

Onderweg kregen we al een eerste blik op het contrast in Zuid-Afrika. Kleine dorpjes met huisjes van golfplaten, mensen die in de rij stonden met jerrycans voor water, en verkopers op elk kruispunt. En dan was er nog de uitdaging van het links rijden… Rik schakelde instinctief tien keer de ruitenwissers in in plaats van de richtingaanwijzers. Maar goed, beter dat dan de verkeerde kant van de weg kiezen!

Bij aankomst in Ukutula waren we meteen onder de indruk. Onze lodge was eigenlijk voor vier personen, maar we kregen een upgrade naar een zespersoons versie. De receptionist zei dat “young people like us” het misschien lastig zouden vinden om telkens de trap op te moeten naar de mezzanine. Extra ruimte voor dezelfde prijs? Geen klachten hier!

Om 13u schoven we aan voor een heerlijke lunch: gegrilde kip met pasta en groenten. Daarna kregen we een rondleiding in het park en leerden we over de dieren en hun missie. Naast de leeuwen zagen we hyena’s, een krokodil, cheeta’s, caracals en zelfs tijgers die ze hadden gered uit een failliet privépark. We mochten leeuwen- en cheetahwelpjes aaien en er zelfs eventjes mee spelen. Niet echt de wilde natuur, maar absoluut een geweldig begin van onze reis!

De namiddag eindigde met een “walk with the lions”. We wisten niet goed wat we moesten verwachten, maar het bleek een unieke ervaring: drie leeuwen die als goed getrainde honden met ons meeliepen. Natuurlijk was er een begeleider bij – hun “baas” – die zorgde dat alles veilig bleef.

Terwijl de zon onderging, werd het meteen een stuk frisser. Overdag was het nog een aangename 20°C, maar tegen de avond zakte de temperatuur al richting het vriespunt. Gelukkig hadden we verwarming in onze lodge.

Na slechts drie uurtjes slaap op het vliegtuig begon de vermoeidheid toch echt te wegen. Een vroege avond voor ons, want morgen wacht weer een nieuw avontuur!

Goed geslapen in onze superlodge, met op de achtergrond het geluid van brullende leeuwen. Gelukkig hielden ze ’s nachts hun mond – alleen ’s avonds en ’s ochtends lieten ze even weten dat we ons in een lionpark bevonden. Niet dat we dat vergeten waren.

Het ontbijt om 9 uur was weer een feestje: yoghurt met aardbeien en passievrucht, een croissant, roerei met champignons, tomaatjes en een soort sla, plus twee worstjes met kaas erin. Serieus, na zo’n ontbijt heb je pas rond het avondeten weer honger.

Om 10u30 vertrokken we richting Pretoria, en ik mocht voor het eerst rijden. Spannend! De eerste meters waren meteen een avontuur – ik was even vergeten dat je bij een automaat je linkervoet niet moet gebruiken. Mijn passagiers kunnen dit bevestigen, want ze zaten een paar keer bijna met hun gezicht tegen de voorruit. Oeps.

Links rijden was minder erg dan verwacht, al zijn er een paar ‘tricky’ momenten – vooral als je rechts een straat moet inslaan. Maar verder ging het eigenlijk verrassend goed. Onderweg door het Lion Park zagen we onverwacht veel dieren in het wild: zebra’s, giraffen, struisvogels, hartenbeesten en topi’s. We waren al onder de indruk… en dan moeten we het Krugerpark nog doen!

Eenmaal in Pretoria begon de stress: een veilige parkeerplaats vinden. Dit duurde zo’n 45 minuten en eindigde met pech… Tijdens het vragen naar de weg is mijn fototoestel gestolen uit de deur van de auto. Rotzakken! Vriendelijk lachen in je gezicht en ondertussen je spullen stelen. Gelukkig is het pas dag twee, en heb ik mijn telefoon en tablet nog voor foto’s. Maar toch, balen.

Ook het verkeer in Pretoria was geen lachertje. Op elke straathoek stond politie te wachten tot je een fout maakte. Ik maakte er een paar (kleine, hoor!), en werd één keer tegengehouden. Raampje open, en het eerste wat de agent zei: “Please don’t tell me you are lost.” We moesten lachen, en hij was duidelijk opgelucht toen we zeiden dat we niet écht verdwaald waren. Geen boete, oef! Na nog wat hulp van een andere agent vonden we uiteindelijk een ondergrondse parkeergarage. Gelukkig zijn de parkeerplaatsen hier breder dan in België, want met zo’n gigantische wagen doe je niet altijd wat je wil.

Pretoria zelf? Veel vuilnis en slechts vier bezienswaardigheden, dus we waren snel rond. We besloten de lokale economie wat te steunen en kochten een zakje Cheetos-achtige kaaschips voor 5 ZAR (24 cent). Toen we wegliepen, lachte de verkoopster zich een breuk met haar vriendinnen. Hoogstwaarschijnlijk waren we opgelicht, maar voor 24 cent konden we er zelf ook om lachen.

Dan was er nog een kraampje met gedroogde wormen. Ann vroeg wat het was, en prompt kregen we een proefhapje. Plots stond er een groepje van tien vrouwen om ons heen, wachtend op onze reactie. Met een hoop gelach als resultaat. Het smaakte naar gedroogde, gezouten vis. Niet echt mijn ding…

Na deze culinaire ervaring trokken we naar onze B&B Natanja Guest House. Navigeren deden we old-school: met papieren kaarten én twee tablets met offline kaarten. Uiteindelijk arriveerden we om 16u30 in een goed beveiligde witte wijk, compleet met muren en elektrische poorten.

‘s Avonds aten we wéér veel en wéér heerlijk: wijn met hapjes, een hoofdgerecht en een dessert – en dat alles voor nog geen 20 euro per persoon. Als we zo doorgaan, moeten we op de terugvlucht bijbetalen voor extra stoelruimte. Maar ach… you only live once!

Vandaag stond een lange autorit op de planning: 408 kilometer. Om 9u10 vertrokken we uit Centurion, Pretoria, en exact acht uur later (17u10) rolden we Hazyview binnen. En dat met maar één verkeerd gereden afslag én zonder boete. Dat alleen al is een prestatie.

Onze eerste tussenstop had Middelburg moeten zijn, waar een openluchtmuseum à la Bokrijk te vinden zou zijn, met vrouwen van de Ndebele-stam die nog traditioneel leven. Alleen… vonden we het niet. Dus, na wat vruchteloos rondrijden, besloten we gewoon terug naar de autostrade te gaan.

Daar werden we geconfronteerd met eindeloze wegenwerken. Daar kan België niet aan tippen. De helft van de werkkrachten stond of zat er gewoon wat rond te kijken. Misschien waren ze filosofisch aan het nadenken over het nut van de cementzakken die netjes op paletten langs de weg stonden? Wie zal het zeggen.

Volgende stop: Belfast. Niet het Ierse Belfast, maar de Zuid-Afrikaanse variant, genoemd naar een Ier die hier ooit een boerderij had. Belfast ligt op 1877 meter hoogte en staat bekend als één van de koudste plekken van Zuid-Afrika. Maar met het zonnetje erbij konden we gewoon in T-shirt op een terras zitten. We hadden graag een gezellig lokaal café gevonden, maar na een vruchteloze zoektocht belandden we uiteindelijk bij de Kentucky Fried Chicken. Lokale cultuur op z’n best!

Rond 13u30 bereikten we Dullstroom, het hoogst gelegen dorp in Zuid-Afrika dat per auto bereikbaar is (2100 meter). Het dorpje gaf een beetje skidorp-vibes, minus de sneeuw en de après-ski. Hier wél een gezellig terrasje gevonden, met een lekkere pizza.

Daarna reden we naar de Long Tom Pass, bekend als de meest spectaculaire route van het land. Met 8 kilometer aan scherpe bochten en een hoogteverschil van 1100 meter, hadden we ons op een adembenemende rit voorbereid. Maar eerlijk? We hebben al indrukwekkender dingen gezien. Er waren mooie uitzichten, dat wel, en… onze eerste souvenirs zijn binnen!

Onderweg kwamen we ook een stevig ongeluk tegen: een vrachtwagen vol sinaasappelen was gekanteld in een bocht. Overal sinaasappelen! Midden in die chaos stond een man – geen idee of hij de chauffeur was of gewoon een ramptoerist – op zijn gemak een appelsientje te pellen. Prioriteiten, nietwaar?

Na de Long Tom Pass volgden nog 38 kilometer vol bochten, potholes en geschaafde zenuwen tot we eindelijk bij onze guesthouse Idle & Wild B&B aankwamen. Wat een opluchting! We slapen in een rondavel, een traditioneel rond huisje, op een prachtig domein. Na zo’n lange rit waren we blij dat we nergens meer naartoe hoefden voor eten.

En wát een diner: gevulde pannenkoeken met biltong, boerewors, tomaat en champignons. Ze weten duidelijk hoe je een toerist gelukkig maakt!

Vandaag stond een dag vol natuurpracht en avontuur op het programma: de Blyde River Canyon! Maar voor we aan het spectaculaire landschap begonnen, maakten we eerst een tussenstop in Pilgrim’s Rest, een oud goudzoekersstadje dat nu een toeristische trekpleister is. Het was net een openluchtmuseum, met charmante oude gebouwen, winkeltjes en een paar hardnekkige autowassers. In de reisgids stond al dat hier een beruchte autowas-zwendel aan de gang was, en ja hoor… terwijl we rondliepen, hadden enthousiaste locals ons voertuig een gratis poetsbeurt gegeven. “Service van het huis!” dachten ze, maar bij terugkomst vroegen ze uiteraard geld. We wilden eerst niets geven (we hadden immers niets gevraagd), maar Ann had toch wat medelijden en gaf 5 ZAR – zo’n royale 30 cent.

Voor de lunch hielden we het simpel: inkopen doen bij de Spar en gezellig picknicken langs de weg met pistolets, kaas en worstjes.

Daarna was het tijd voor de echte Panorama Route. Onze stops:

  • The Pinnacle: een indrukwekkende rotspunt die 30 meter boven de jungle uitsteekt.
  • God’s Window: hier hadden we een spectaculair uitzicht over de canyon
  • Rain Forest: een stukje tropisch regenwoud, midden in de bergen. Het voelde alsof we ineens in een andere wereld waren.
  • Berlin Falls: een 80 meter hoge waterval. (jammergenoeg met weinig water)

Plots merkten we dat het al 15u was en we nog niet eens halverwege onze route waren. Aangezien het om 17u al donker wordt, moesten we doorrijden en jammer genoeg een paar stops overslaan. Aan de andere kant: dat betekende wél besparing op entreegeld. Bij elke bezienswaardigheid moesten we 10 ZAR per persoon betalen om… naar een stuk natuur te kijken. Mooie natuur, dat wel, maar toch.

Onderweg zagen we nog meer prachtige landschappen maar ook apen, loslopende koeien en geiten, en de typische overvolle laadbakken met mensen die rechtop stonden als haringen in een ton. Ongelooflijk hoeveel volk er in zo’n kleine truck past!

Rond 17u30 bereikten we de ingang van het Guernsey Private Nature Reserve, maar toen begon het echte avontuur pas. De laatste 15,5 km naar onze lodge bleken een off-road hel. We dachten dat de weg in het Lion Park al hobbelig was, maar dat was gewoon kinderspel vergeleken met dit. En alsof dat nog niet spannend genoeg was, viel de duisternis ondertussen volledig in. We voelden ons even als deelnemers van een survivalexpeditie, maar met een beetje doorzetten bereikten we eindelijk onze lodge Thornhill Safari Lodge.

Daar werden we hartelijk verwelkomd door Debby, een gastvrouw die volgens ons heel erg op Susan Boyle leek. De kamers waren gezellig, al stonden we even versteld van het bed: een smal, gammel tweepersoonsbed dat kraakte bij de minste beweging. Hopelijk houdt het stand vannacht…

Onze dag begon met tromgeroffel om 7u30 – niet voor een stamritueel, maar gewoon als teken dat het ontbijt klaarstond. Een lekker ontbijtbuffetje gaf ons genoeg energie voor wat volgde: een “walk in the bush” onder begeleiding van gids C.J..

Vol verwachting vertrokken we om 8u30 op zoek naar wildlife. Maar de oogst was mager: een struisvogelgezinnetje met vier jongen, een paar apen, zebra’s, en dan… Garfield. Claudine spotte plots een dier en fluisterde enthousiast: “There, an animal!” Wij allemaal stokstijf blijven staan, ogen speurend door de struiken. Maar C.J. schudde lachend zijn hoofd: “Oh no, that’s just Garfield.” Blijkbaar was Garfield een verdwaalde kat die ooit in het park terechtgekomen was en nu gewoon in een van de lodges woonde. Geen leeuwen of olifanten dus, maar wél een huiskat met een avontuurlijke levensstijl.

Ondanks de bescheiden dierenwaarnemingen was de wandeling heerlijk. De natuur was prachtig en het weer opnieuw zalig. De Zuid-Afrikaanse winter is echt genieten, al vonden de locals het blijkbaar “barkoud”. Overdag liep de temperatuur op tot een comfortabele 20 à 25°C, maar de Zuid-Afrikanen waren ingeduffeld in dikke jassen, mutsen en soms zelfs handschoenen. Volgens C.J. kan het in de zomer 45 tot 50°C worden – dat vond hij pas heerlijk, vooral liggend onder een parasol in het zwembad.

Na de wandeling hadden we de middag vrij tot 15u. We genoten van wat rust op het domein, waar af en toe zebra’s en wrattenzwijnen langskwamen om te drinken bij een waterput vlak bij de lodge. Maar de échte entertainers van de dag waren de aapjes. Die kwamen keer op keer kijken of ze iets konden stelen, en chocolade leek hun favoriet.

Op een bepaald moment ging een echte slimmerik een stap verder: hij glipte door de open deur van de kamer van Claudine en Rik en pikte hun laatste twee peren. Binnen enkele seconden was hij alweer verdwenen, peertjes in de hand, terwijl wij lachend toekeken. De stoute pikkendief!

Om 7u30 klonk opnieuw het tromgeroffel voor het ontbijt. Goed wakker en klaar voor avontuur vertrokken we om 8u30, opnieuw stuiterend over de bumpy road richting de uitgang van het park.

Tegen 11u30 reden we eindelijk het Krugerpark binnen – en dit keer werden onze verwachtingen meer dan ingelost. Na de magere vangst gisteren hoopten we op een betere dag, en dat kregen we: 17 verschillende dieren! Onder onze wildlife-buit van vandaag:

✅ Gnoes
✅ Buffels
✅ Bavianen
✅ Olifanten
✅ Giraffen
✅ Veel impala’s
✅ Een leeuwin (!)
✅ Een paar witte neushoorns

Die neushoorns waren echt bijzonder om te zien, zeker omdat ze met uitsterven bedreigd zijn. De reden? Stropers doden hen voor hun ivoor. In onze vorige lodge waarschuwden ze ons zelfs: “Zet de locatie van neushoorns nooit op social media!” Stropers sporen dieren zo op en slaan genadeloos toe. Dat idee maakte ons stil…

We hadden ons weer eens misrekend in tijd en merkten dat we te laat zouden aankomen in Pretoriuskop Rest Camp, waar we zouden overnachten. En in Krugerpark geldt een strikte avondklok…

Bij de ingang werden we dan ook onmiddellijk berispt door de poortwachter: “You are 41 minutes too late!” Oeps. We moesten binnen zijn om 17u30, maar het was 18u11. Snel een excuus verzinnen… “Sorry… maar we werden opgehouden door neushoorns die de straat overstaken!” En dat was niet gelogen.

Onze hut was opnieuw een rondavel, basic en kaal ingericht. Pretoriuskop is het oudste kamp van Kruger, en dat was eraan te zien – en te ruiken. De kamer deed ons denken aan een oude internaatskamer met een muffe geur. En ons bed? Nog smaller dan de vorige nachten: slechts 1m40 breed. Nog even en we delen een eenpersoonsbed…

Voor het avondeten ontdekten we een Wimpy-restaurant op het domein. Volgens Ann is dat een Amerikaanse hamburgerketen, maar het klonk ons niet bekend in de oren. Ribbetjes met frietjes leken een veilige keuze – en gelukkig waren ze best lekker!

Na een ontbijt bij Wimpy vertrokken we voor nog een laatste voormiddag in het Krugerpark. We zagen minder dieren dan gisteren, maar onze rit begon en eindigde wel met een hoogtepunt.

Bij het binnenrijden van het park stond een grote olifant vlak naast de weg. Toen we dichter kwamen, zagen we dat hij onrustig was. Even later merkten we de reden: een baby-olifantje tussen de bomen. Plots stapte hij de weg op en kwam met flapperende oren naar onze auto gelopen. Toch eventjes een spannend moment. Niemand durfde te bewegen, laat staan een foto te nemen. Gelukkig kalmeerde hij (of zij) na een tijdje en konden we voorzichtig doorrijden.

Bijna op het einde van onze rit zagen we opeens een hele rij auto’s naast en achter elkaar staan, raampjes open en blikken gericht naar de rechterkant van de weg. Toen wij op onze beurt konden kijken, zagen we drie luipaarden onder een boompje liggen. Dit hadden we totaal niet verwacht. Onze dag was geslaagd.

We verlieten het park via Crocodile Bridge, een mooi oud bruggetje over de Crocodile River. Onze safari anderhalfdaagse zat erop. Op naar de volgende bestemming: Swaziland.

Dit is een onafhankelijk koninkrijk waarvoor we een grenscontrole moesten passeren. We toonden ons paspoort en betaalden 50 ZAR (3,5 euro) belasting. De koning van Swaziland, Mswati III, is 48 jaar en heeft 14 vrouwen. Elk jaar eind augustus wordt er een groot feest georganiseerd waarbij 8000 ongehuwde vrouwen voor hem dansen en hij daaruit een nieuwe vrouw mag kiezen. Een heel andere cultuur dan de onze.

Om 15u kwamen we aan in ons hotel Mountain Inn Mbabane, een redelijk chique en groot complex. Aan de balie vroegen ze of we een dubbel bed wilden of liever twee enkele. Ann en ik natuurlijk meteen twee enkele, na drie nachten in een smal dubbel bed. Ze beloofden dat er later iemand zou langskomen om de bedden te splitsen. Een halfuurtje later stond er inderdaad een man in onze kamer, met lakens in de hand. Hij zette de airco op 25° en begon even na te denken over hoe hij het zou aanpakken. We vroegen of hij hulp nodig had, maar hij schudde het hoofd. Na wat geklungel gaf hij toch toe dat een beetje hulp welkom was. Toen hij klaar was, lag op het ene bed een wit donsdeken en op het andere een groen deken. Hij keek ernaar en zei: “That is not correct, you will not be friends anymore!” Wij antwoordden lachend dat het geen probleem was. De man vond het hilarisch. Wij waren vooral blij dat we deze nacht eindelijk eens goed zouden slapen.

Om 17u kwam een busje ons ophalen voor een “game drive”, een rit door het park in een open jeep. De rit was heel mooi, maar opnieuw zagen we niet zo veel dieren. Zebra’s, impala’s, twee buffels, enkele nijlpaarden en een civetkat. Halverwege de tour was er een rustpauze en kregen we een aperitief met wat nootjes terwijl de zon langzaam onderging. We kregen elk een dekentje, en dat was niet overbodig, want in een open jeep in het donker werd het behoorlijk koud.

Toen de chauffeur zijn spotlicht wilde aansteken, bleek het niet meer te werken. Daar stonden we dan, midden in de bush, in het bijna-donker, in een open jeep. Gelukkig was het probleem snel opgelost. Een nieuw lampje erin en we konden weer verder.

In de lodge hadden ze ondertussen de “braai” aangestoken, de Afrikaanse versie van een barbecue. De tafels waren in een ronde geplaatst, zodat we gezellig konden aanschuiven toen we terugkwamen. Een mooie afsluiter van de dag.

Vandaag stond er niets op de planning, dus we hebben heerlijk uitgeslapen in onze aparte bedden – wat een luxe! Rond halfnegen genoten we van een uitgebreid ontbijtbuffet, waar Fannie, onze enthousiaste ober van gisteravond, alweer vrolijk rondliep. Hij raadde ons aan om de ‘Cultural Village’ te bezoeken, een nagebouwd traditioneel dorp waar dagelijks een dans- en zangvoorstelling wordt gehouden. Aangezien er verder niet veel te beleven viel in de omgeving, besloten we zijn advies op te volgen.

Op straat was het duidelijk zondag: overal mensen in hun mooiste kleren, bijbel in de hand, op weg naar de kerk. Onze rit naar de Cultural Village verliep – hoe kan het ook anders – met een omweg door de zoveelste wegenwerken. Maar na wat zoeken en keren vonden we de juiste plek.

Bij aankomst belandden we eerst op een pleintje met winkeltjes en een café, waar we wat souvenirs scoorden en iets dronken. Daarna op naar de Cultural Village, waar we voor zeven euro per persoon een ticket kochten. Daarvoor kregen we een wandeling naar een waterval (waar volgens Fannie geen water zou zijn, maar kijk, er was toch iets), een rondleiding door het dorp en een zang- en dansvoorstelling.

Toeristisch? Zeker. Maar ook erg leuk. De voorstelling was indrukwekkend, vooral het gospelkoor zorgde voor kippenvelmomenten. De rondleiding was interessant, al bleef vooral de onderdanige rol van de vrouw ons bij. Laten we zeggen dat het feminisme hier nog niet helemaal is doorgedrongen.

Op de terugweg naar het hotel kochten we acht appelsienen voor amper vijftig cent. Spotgoedkoop en heerlijk sappig!

Vanmorgen hadden we een paar onderbroeken en sokken in de ‘laundrybag’ gestopt en bij terugkomst lagen ze keurig gewassen en gedroogd op het bed. Maar… er was een probleem. Ik had een wees-sok. Na het eten trok ik dus naar de receptie om mijn verloren sok te beschrijven. Na mijn uitvoerige omschrijving van een doodgewone zwarte sok, ging er plots een lichtje branden bij de receptioniste. Er was inderdaad eerder iemand langsgekomen met een sok die niet van hen was. Hij deed een lade open en ja hoor – daar lag hij! Sokken reünie geslaagd, dag geslaagd.

Vandaag laten we Swaziland achter ons en trekken we verder zuidwaarts, richting de Indische Oceaan. Een rit van 344 kilometer langs dorpjes waar de huizen bestaan uit riet en golfplaten. Hoewel we grotendeels over de autostrade rijden, is die toch niet helemaal zoals we die in België kennen. Hier loopt de snelweg dwars door dorpskernen, met snelheidsbeperkingen die constant wisselen tussen 60, 80, 100 en 120 km/u. Overal langs de weg wandelen mensen, wachten op een busje of steken plots over – en als het geen mensen zijn, dan zijn het wel koeien of geiten.

Na zo’n 200 kilometer bereiken we de grens. Tijd voor de bekende paspoortstempels: eerst eentje om Swaziland uit te mogen, dan eentje om Zuid-Afrika weer binnen te raken. Alles verloopt vlot, tot we bij de controlepost ‘Nothing to declare’ komen. Blijkbaar is het verboden om voedsel over de grens mee te nemen. En laat dat nu net zijn wat wij in de koffer hebben liggen: een picknick van de Spar én onze appelsienen van gisteren. We besluiten de appelsienen eerlijk op te biechten, maar zwijgen wijselijk over de rest. Onze opties? Ofwel ter plekke opeten, ofwel terugbrengen naar Swaziland, ofwel achterlaten. We kiezen voor optie één en staan met z’n vieren rond een vuilbak onze sinaasappels op te slurpen. Een bijzonder grensoverschrijdend eetmoment.

Een paar tientallen kilometers verder lunchen we aan een tankstation en drinken we koffie (of in mijn geval een milkshake) in een Wimpy. Ondertussen verandert het landschap langzaam van dor en rood-bruin naar weelderig groen en exotisch.

Tegen 15u, wanneer de scholen hier uitgaan, zien we overal schoolkinderen in uniform langs de weg wandelen of wachten op busjes. Even later, om 15u45, komen we aan in ons guesthouse in St. Lucia. Ann en ik krijgen een kamer op de eerste verdieping met een groot terras, terwijl Rik en Claudine een kamer op het gelijkvloers hebben. We checken snel in, want we willen voor zonsondergang nog even naar de oceaan gaan kijken.

De Indische Oceaan is prachtig. Het strand is breed en zanderig, het water donkerblauw met hoge golven die zich op de kust werpen. Morgen maken we hier een grote wandeling, maar voor vandaag houden we het bij een korte kennismaking.

St. Lucia blijkt een toeristisch dorpje te zijn, vol guesthouses, winkeltjes en restaurantjes. We kiezen voor een diner in een surfclub, waar ik me tegoed doe aan gegrilde calamaris en twaalf gamba’s – heerlijk.

De dag eindigt gezellig met een glaasje wijn in het salon van het Lalapanzi Guest House. Op naar morgen!

Vandaag een dagje puur genieten in St. Lucia, met zon, zee en strand bij een zalige 27°C. We starten zoals gewoonlijk met een stevig ontbijt op het terras van het guesthouse.

Voor we naar het strand trekken, maken we nog even een stop bij de Spar, het begint een dagelijkse gewoonte te worden. We slenteren ook door het kleine shoppingcenter, waar ik hoop een koopje te doen in de fotowinkel. Helaas, enkel dure modellen hier.

Bij de parking is er een ponton waar je nijlpaarden kunt spotten. En ja hoor, daar liggen ze, enorme vetzakken die liggen te knorren in het water. Voor we het strand bereiken, moeten we eerst over een houten loopbrug langs Crocodile Island. Daar liggen twee gigantische krokodillen te zonnen, echte monsters! Net voor de brug zien we bij de parking nog een groep van acht nijlpaarden in het water, met een paar kleintjes die vrolijk met elkaar spelen.

Onderweg passeren we enkele kraampjes, waar ik een paar oorringen koop. Samen nemen we ook vijf handgemaakte bollen mee, gemaakt van uitgeholde “monkey apples” waarin je een theelichtje kunt zetten of perfect om in een boom te hangen.

Na ons strandbezoek keren we terug naar het restaurant van gisteravond voor de lunch. Vandaag wordt het pizza, en ik kies voor de “Rastaman”: avocado, rucola, maïs, feta en pepperdew (een soort paprika). Heerlijk! Maar als ik zo blijf eten, rol ik binnenkort naar huis…

Terug in het guesthouse stoppen we – hoe kan het ook anders – nog een keer bij de Spar voor een koekje bij de thee op ons terras. Yep, de extra kilo’s zijn een zekerheid.

’s Avonds gaan we opnieuw uit eten, starten met een sangria als aperitief en dan kies ik voor impala-steak met rijst. Weer om duimen en vingers bij af te likken.

De dag sluiten we af met een Zuid-Afrikaanse quiz die Ann had voorbereid en waaraan we al een paar avonden gewerkt hebben. Vanavond was de finaleronde, en Claudine en ik eindigen ex aequo op de eerste plaats. Een perfecte afsluiter van een ontspannen dag!

We zijn alweer halfweg de reis… Tijd om afscheid te nemen van St. Lucia en koers te zetten richting Drakensbergen, een rit van ongeveer 360 km. Het eerste stuk is prima autostrade, maar daarna worden we getrakteerd op een mix van wegen vol ‘potholes’ en hobbelige grindpaden. Zuid-Afrikaanse off-road ervaring inbegrepen!

Onderweg maken we een stop in Kwadukuza, een stadje met zichtbare Oosterse invloeden, zo werd ons verteld. In de praktijk betekende dat: veel Indiase inwoners, maar weinig echt Oosterse architectuur of sfeer. Wel was het er bloedheet, 30°C! Perfecte reden om ergens verkoeling te zoeken. We lunchen bij Nando’s, een fastfoodketen gespecialiseerd in kipgerechten met pittige sauzen. Ik koos voor een ‘mild’ slaatje… Nou ja, mild volgens Zuid-Afrikaanse normen. Binnen de kortste keren stond mijn mond in brand en overwoog ik even om een brandblusser te zoeken.

Tegen 17u bereiken we Antbear Lodge, een schitterende, afgelegen plek midden in de natuur met een uitzicht om U tegen te zeggen. Je kunt hier echt niet verder van de bewoonde wereld zitten. Om 19u staat het avondeten gepland, maar de eigenaar nodigt ons uit om eerst rond het haardvuur te komen ‘socializen’ met de andere gasten. Eerst zagen we het niet echt zitten, maar uiteindelijk bleek het een gezellige groep: een pasgetrouwd Noors koppel en een Zuid-Afrikaan die zich hier komt ‘herbronnen’. We kregen zelfs een aperitiefhapje, dat maakte alles nóg beter.

De lodge zelf is een kunstwerk op zich. De eigenaar is een houtkunstenaar en heeft werkelijk elk detail met de hand gemaakt: deuren, kastjes, kapstokken… alles is tot in de puntjes afgewerkt. Onze buitendeur had niet eens een gewoon slot, maar een ingenieus houten mechanisme. De man is hier al 16 jaar mee bezig en het is overduidelijk zijn levenswerk. Een indrukwekkend staaltje vakmanschap, en een unieke plek om te overnachten.

Vandaag stond er een stevige wandeling op het programma in de Drakensbergen. Onze gastvrouw raadde ons een tocht aan naar eeuwenoude rotsschilderingen, en we besloten haar advies te volgen. De rit naar de startplaats verliep zoals we intussen gewend zijn: Zuid-Afrikaanse wegen vol kuilen en hobbels, een waar slalomparcours.

Om 11u arriveerden we bij het Kamberg Rock-Art Centre, waar we alleen met een gids naar de schilderingen mochten. De dame achter de balie belde iemand op, en volgens haar zou hij binnen vijf minuten arriveren. ‘African time’ leerde ons echter dat dit gerust vijftien minuten mocht duren. Onze gids, Rowan, was een Zulu en vertelde onderweg over zijn cultuur. Trouwen is bij hen geen eenvoudige zaak: om met zijn verloofde te mogen trouwen, moet hij haar familie 11 koeien schenken. Als extra ‘boete’ komt daar nog een koe bij omdat ze al een kindje hebben voor het huwelijk. Hij is dus druk bezig met koeien sparen – een dure bedoening, want één koe kost 9000 rand (ongeveer 630 euro). Gelukkig had hij er al zeven en was hij slim genoeg om ze te laten kalveren in plaats van er telkens nieuwe te kopen. Overigens mogen Zulu-mannen meerdere vrouwen hebben, maar Rowan vond er eentje al duur genoeg. Terecht.

De wandeling zelf was pittig. Volgens de gids begonnen we op 700 meter hoogte en moesten we naar 2300 meter klimmen, maar die berekening leek ons een tikkeltje overdreven. Misschien bedoelde hij 1700 meter. Hoe dan ook, het was flink zweten, maar het uitzicht en de schilderingen maakten alles goed. De rotstekeningen waren ongelooflijk goed bewaard gebleven, zelfs na 3000 jaar. Ze werden pas in 1914 ontdekt en behoren tot de mooiste van de 26 sites in de regio, aldus onze gids.

De afdaling was gelukkig minder zwaar voor de longen, maar onze benen kregen alsnog een serieuze uitdaging. Rond 14u30 waren we terug bij het Center en aten we onze meegebrachte lunch. De gids had zelf niets bij, we gaven hem een stukje Belgische chocolade – een kleine attentie voor zijn fijne uitleg.

Op de terugweg naar de lodge oefenden we een liedje, want we hadden de vorige avond min of meer beloofd om na het diner iets voor de andere gasten te zingen. Geen gemakkelijke opdracht als je tegelijk chauffeur ben én potholes moet ontwijken.

Eenmaal in onze kamer besloten we een oplossing te zoeken voor de wankele bedden, die al begonnen te wiebelen bij de minste ademhaling. We schoven ze uit elkaar in de hoop op een betere nachtrust. Ondertussen werd er in onze afwezigheid een warmwaterkruik in bed gelegd. Geen overbodige luxe, want de nachten in de Drakensbergen kunnen behoorlijk fris zijn.

Met enige tegenzin namen we vandaag afscheid van onze favoriete lodge tot nu toe. De bestemming: Umhlanga, een chique buitenwijk van Durban, waar we een nachtje verblijven voordat we morgenochtend doorvliegen naar Port Elizabeth.

Halverwege de rit maakten we een tussenstop in Pietermaritzburg, een stad die volgens onze Trotter-gids eindelijk eens wat architectonische charme zou hebben. Nieuwsgierig parkeerden we op de Spar-parking (veiligheid eerst!) en trokken we het centrum in. En jawel, dit was zonder twijfel de mooiste stad die we tot nu toe in Zuid-Afrika zagen. Victoriaanse gebouwen met sierlijke balustrades en een indrukwekkend stadhuis. Zelfs een miniatuurversie van de Menenpoort stond er, als eerbetoon aan de beide Wereldoorlogen. Na onze stadswandeling trakteerden we onszelf op een ‘boerewors’ op de parking – culinaire luxe ten top.

Om 14u arriveerden we bij Chartwell Guest House in Umhlanga, klaar om in te checken… dachten we. Onze namen stonden niet op de lijst… De receptioniste vond het echter geen probleem en gaf ons zonder al te veel gedoe de sleutels van de kamers. Klein detail: de andere familie die eigenlijk gereserveerd had, heette ‘Vanduinen’ en wij ‘Rosseel’ – hoe dat in hemelsnaam fout kon lopen, is nog steeds een raadsel. Maar goed, wij hadden een kamer en dat was wat telde.

Omdat dit volgens de weersvoorspellingen onze laatste warme, zonnige dag zou zijn, haastten we ons richting het strand. Umhlanga bleek het Knokke van Zuid-Afrika: luxe-appartementen, ommuurde villa’s en opvallend veel rijke Indiërs. Op de terugweg naar het guesthouse stootten we op een stel ondeugende apen, die acrobatische toeren uithaalden op de elektriciteitsdraden. Ze deden ons meteen denken aan de dievenbende die onze peren in Guernsey had gestolen.

’s Avonds gingen we uit eten in een rustig Thais restaurant. De eigenaar was zo enthousiast over ons bezoek dat hij prompt een foto van ons nam voor op hun website – onze Zuid-Afrikaanse minuten van roem waren een feit.

Terug in het guesthouse hoorde ik ineens verhitte discussies in de living. We keken elkaar aan, begrepen meteen wat er aan de hand was, maar deden wijselijk alsof onze neus bloedde en haastten ons naar onze kamers. Terwijl Ann onder de douche stond, werd er plots op Rik en Claudines deur geklopt… Blijkbaar waren de ‘Vanduinens’ net aangekomen – vers uit Nederland geland en doodop. De eigenaar kwam met de boodschap dat zij eigenlijk meer recht hadden op de kamer dan wij. Claudine, die zich al in pyjama in bed genesteld had, gaf geen krimp. Uiteindelijk werd er een oplossing gevonden: de andere gasten werden naar een ander hotel gebracht en wij mochten blijven.

Hopelijk zijn ze goed terechtgekomen, want wat een begin van hun vakantie… Wij verzekerden hen in ieder geval dat het er niet overal zo chaotisch aan toegaat. In 14 dagen tijd was dit ons eerste hotelprobleem – en eerlijk gezegd, we hadden er stiekem om gelachen.

Na een bijna slapeloze nacht stonden we vanmorgen al om 6u15 klaar om richting luchthaven te vertrekken. Het ontbijt lieten we noodgedwongen schieten, want dat werd pas vanaf 7u geserveerd. Geen ramp – we waren ondertussen al een beetje gewend aan het improviseren.

De auto afleveren ging vlot, en daarna volgde het inchecken op Afrikaans tempo – oftewel, geduldig wachten en je niet laten opjagen. Tegen 9u werden we met een bus naar een piepklein vliegtuigje gebracht, amper 18 rijen van 3 zetels breed: een enkele zetel aan de ene kant en twee aan de andere. Geen plek voor zenuwachtige vliegers dus! Gelukkig was de vlucht aangenaam, mede dankzij de grappige steward die iedereen op zijn gemak stelde. Die Zuid-Afrikanen hebben echt een geweldig gevoel voor humor – en blijkbaar vinden ze ons ook heel grappig. Halverwege de vlucht kwam hij zelfs vriendelijk vragen of hij een kauwgom mocht hebben van Ann. We konden niet anders dan lachen.

Toen we landden in Port Elizabeth, was de regen echt met bakken uit de lucht aan het vallen. Een abrupte omschakeling na al dat mooie weer! De landingsbaan leek ook pal in een woonwijk te liggen – zo laag vlogen we over de huizen.

De volgende stop: onze huurauto oppikken. Wat een verrassing toen we zagen wat we kregen: een jeep met bijna geen kofferruimte. Wat een verschil met onze vorige ruime wagen! Onze eerdere puzzelsessies met koffers in Ieper mochten niet baten: we kregen er niet alle koffers in. Omdat er geen grotere auto beschikbaar was, moest één koffer noodgedwongen op de achterbank. Ach ja, gelukkig was het maar voor vier dagen.

Dan begon de volgende uitdaging: links rijden met een schakelauto – en dus de versnellingspook met de linkerhand bedienen. In combinatie met de gietende regen werd het een ware test. Maar goed, we overleefden het en bereikten rond 13u30 ons volgende verblijf: Lemon 3 Lodge Guesthouse in Kirkwood, een klein dorpje met exact twee restaurants.

Onze eerste stop was uiteraard de Spar! We kochten een lichte lunch en genoten ervan in de prachtige tuin van onze stijlvol ingerichte lodge. Geen verrassing: de eigenaars, Diederik en Oscar, waren een homo-koppel met een uitgesproken gevoel voor smaak.

De rest van de namiddag deden we gewoon helemaal niets. En dat deed ongelofelijk veel deugd.

Voor het avondeten had Diederik voor ons gereserveerd in een van de twee restaurants van Kirkwood. De andere was gesloten voor een trouwfeest, dus keuze was er niet. Maar het maakte niet uit: het eten was weer fantastisch.

Daarna volgde een slappelachmoment die nog lang bij bleef. Bij het lezen van de cocktailkaart viel onze blik op een cocktail met de naam ‘kak in die bos’. We kwamen niet meer bij. De vermoeidheid had daar zeker weten mee te maken!

Vanavond kruipen we vroeg in bed, want wat slaap inhalen is broodnodig!

Vandaag stond in het teken van wilde dieren spotten in Addo Elephant Park. We hebben niet zo veel verschillende dieren gezien als in het Krugerpark, maar toch een paar nieuwe soorten: de jakhals, de yellow mongoose (muishond) en rode hartebeesten. Bij de ingang kregen we een kaart met de drink- en graasplaatsen, en tot onze verrassing zat er ook een spelletje bij. Alle dieren kregen een puntenwaarde op basis van hoe moeilijk ze te spotten waren – de veelvoorkomende waren 1 punt waard, de zeldzame tot 10 punten. De eerste die een dier zag, kreeg de punten. Ik heb uiteindelijk gewonnen, al had ik als chauffeur natuurlijk het beste zicht… al moest ik ondertussen ook nog de weg in de gaten houden.

Bij een drinkplek konden we genieten van een mooi tafereel: een olifantenfamilie stond rustig te drinken, terwijl een paar wrattenzwijnen ook hun dorst probeerden te lessen. De olifanten waren daar duidelijk niet mee gediend en spoten water naar hen om ze weg te jagen, maar die kleine koppige beestjes gaven niet op! Wrattenzwijnen blijven trouwens een fascinerend schouwspel: van dichtbij zijn ze niet bepaald moeders mooiste met hun grote tanden en rare snuit, maar als ze rennen, lijken ze net deftige dames op naaldhakken. Op een bepaald moment moesten we halt houden voor twee olifanten die midden op de weg een robbertje aan het vechten waren – een indrukwekkend spektakel vanop de eerste rij.

Voor de lunch hadden we een picknickpakket meegekregen van Diederik en dat was een luxe-editie zoals alleen hij dat kan. Pistolets met vijf soorten kaas, hesp en salami, confituur, een appel en een banaan, een potje verse aardbeien, water en een sapje. En alsof dat nog niet genoeg was, zat er ook bestek, een bord en zelfs stoffen onderleggers bij.

’s Avonds bleken de twee restaurants in het dorp gesloten, dus kookte Diederik voor ons een heerlijk driegangenmenu. Als voorgerecht kregen we een slaatje met biltong (gedroogd kuduvlees), als hoofdgerecht boboti (een Zuid-Afrikaanse gehaktschotel met kruiden en ei) en als dessert melktaart (soort flan) met een glaasje Amarula. Superlekker!

Nog een leuk detail over onze jeep: hij is rood. In Zuid-Afrika is ongeveer 90% van de auto’s wit, en na wat navraag bleek waarom. Witte auto’s zijn de goedkoopste, voor een kleur moet je extra betalen. Blijkbaar rijden wij nu dus rond in een dure jeep!

Na een rumoerige nacht – eerst een blaffende hond en daarna stortregens op het golfplaten dak – vertrokken we na het ontbijt richting Storms River in het Tsitsikamma National Park. De rit was korter dan we gewend waren, slechts 220 km. Onderweg stopten we in Humansdorp voor een koffietje in een net bakkerijtje, waar we ook pistolets kochten voor de lunch. Beleg haalden we, hoe kan het ook anders, in de Spar! Het dorp zelf stelde niet veel voor, en de mensen die er rondliepen zagen er wat verdwaasd uit, alsof ze niet helemaal nuchter waren. Toch konden we er twee vuile kindjes op blote voetjes gelukkig maken met een zakje speelgoed, zeep en tandpasta.

Om 14u arriveerden we aan de ingang van Tsitsikamma, waar we weer door een administratieve rompslomp moesten vooraleer we door mochten rijden naar onze chalet. We hadden geen idee wat te verwachten, want online konden we er niets over vinden en op de voucher stond simpelweg “Tsitsikamma NP chalet in Plettenberg Bay chalet 2+1”. We vreesden al voor een tekort aan bedden, maar tot onze opluchting kregen we per 2 een chalet voor drie personen. Ze waren van hout en lagen dicht bij het water. Bij mooi weer moet het hier echt geweldig zijn, maar vandaag was het koud en regenachtig.

Tijdens onze lunch aan de chalet werden we plots getrakteerd op een prachtig spektakel: een school dolfijnen zwom voorbij! Weer iets om af te vinken op de checklist. Daarna trokken we eropuit voor een wandeling naar de beroemde “Suspension Bridge“, een hangbrug van 77 meter lang en 7 meter boven het water. De route was adembenemend mooi, totaal anders dan het droge Afrika dat we kennen – hier is alles groen, bijna jungleachtig. Als kers op de taart zagen we een heldere regenboog over de zee.

Na al dat wandelen hadden we onze lunch er weer af gewerkt, dus tijd voor een aperitiefje! Om 19u hadden we gereserveerd in het enige restaurant hier. Ik koos voor een bord seafood: gefrituurde calamari, gegrilde scampi, mosselen en hake (een lokale vissoort). Het was oké, maar we hebben hier al veel beter gegeten.

Terug in de chalet probeerden we ons op te warmen met het elektrische vuurtje, want het was er ijskoud. Morgen wordt douchen waarschijnlijk een marteling, want er is geen stopcontact in de badkamer om het een beetje te verwarmen… We zullen het erop moeten wagen!

Deze ochtend hebben we ontbeten in de chalet van Rik en Claudine, want ontbijt was deze keer niet inbegrepen. Maar geen probleem, een geroosterd stuutje met een tablet chocolade smaakte heerlijk! Na het ontbijt trokken we eropuit voor een wandeling: de (s)loerie trail. De loerie is een soort parkiet of papegaai, maar jammer genoeg hebben we er geen gespot. Toch was het een mooie wandeling onder een stralend blauwe hemel – iets wat we gisteren niet hadden durven dromen. De route liep in een lus en bracht ons uiteindelijk weer bij de zee, niet ver van onze chalet. Daar hebben we nog een halfuurtje gezeten en genoten van het beukende water tegen de rotsen.

Daarna stond een bezoek aan een 800 jaar oude boom op de planning. We moesten weer betalen (natuurlijk), en eerlijk gezegd viel het een beetje tegen – niet zo spectaculair als we verwacht hadden.

Vervolgens stopten we in Storms River Village voor de lunch. We aten spaghetti in een restaurantje dat volledig gewijd was aan Elvis Presley en Marilyn Monroe. De hele tijd door klonk het volledige Elvis-repertoire uit de speakers, alsof we even terug in de fifties waren.

Rond 15u arriveerden we in onze lodge in Plettenberg Bay – of “Plett”, zoals de trendy mensen zeggen. Deze keer was het een luxe lodge op een golfterrein, Redbourne Country Lodge. Bij aankomst werden we ontvangen door Victor, die dacht dat Ann en ik de dochters waren van Rik en Claudine. Hij maakte er de hele tijd grapjes over en we lieten hem maar in die waan – het was te grappig om recht te zetten.

Om 17u had Rik afgesproken met een koppel dat al 25 jaar in Zuid-Afrika woont. We hebben samen iets gedronken en ervaringen uitgewisseld. Tegen 19u moesten we in “het beste visrestaurant” van de gemeente zijn, gereserveerd door Victor. Klein weetje: Plett was vroeger een dorp, maar sinds er op één kruispunt een rood licht staat, is het officieel een gemeente.

Het eten was heerlijk, al was het iets duurder dan we gewend waren – maar goed, 20 euro per persoon voor topkwaliteit valt nog best mee. Met een volle maag keerden we terug naar onze luxe lodge, klaar voor een nieuwe dag vol ontdekkingen!

Na het ontbijt stond er een wandeling op Robberg eiland op het programma. Onze gids wachtte ons om 9u op bij het hoofdkantoor van het agentschap, maar er was een klein logistiek probleem: hij moest met ons meerijden naar het startpunt, maar aangezien we een valies op de achterbank hadden liggen, was er geen plaats meer voor hem. Oplossing? Anns valies tijdelijk in bewaring geven zodat de gids erbij kon.

De eerste stop was een grot van maar liefst 125.000 jaar oud. Binnen was een informatielokaaltje met uitleg op plakaten, maar de gids vond het niet nodig om iets te vertellen – “je kan het toch zelf lezen.” Probleem: het licht werkte niet. Dus stonden we daar in het pikkedonker met onze zaklampen teksten te ontcijferen. Daarna begon de echte wandeling. We klommen over rotsen en gingen naar een rustplaats voor zeehonden. Helaas geen zeehonden op het droge, maar we zagen er wel enkele zwemmen. De gids had er duidelijk plezier in om “grapjes” te maken over mijn leeftijd ten opzichte van de rest van de groep. Hij deed alsof de klim een enorme uitdaging zou zijn voor hen, maar voor mij en hem een fluitje van een cent. Iedereen zette dapper door en uiteindelijk viel het best mee.

Na de tour haalden we Anns valies op en reden we verder naar Knysna, een stadje dat ons werd aangeraden. Daar aten we een heerlijke pizza (ik ging voor spaghetti al pesto) in een restaurant van een ingeweken Brit. Hij vertelde ons een schrijnend verhaal over zijn tuinman, die in een krottenwijk woont en recent beroofd werd. Zijn hele huis werd leeggehaald, enkel de kleren die hij en zijn vrouw droegen waren nog over. Ik wilde wat kleren geven, maar de Brit legde uit dat dat geen echte oplossing was – nieuwe spullen worden daar net zo snel weer gestolen. Hij zou hen geld, een nieuwe gsm en wat kleren en schoenen geven.

Volgende stop: Mosselbaai. Zoals de naam al doet vermoeden, zijn hier veel mosselen. Het strand lag dan ook bezaaid met mosselschelpen. We namen een halfuur om rond te lopen en foto’s te maken, maar moesten dan weer verder. We hadden namelijk nog 130 km te gaan naar onze overnachtingsplek Skeiding Guest Farm: een boerderij net boven Heidelberg.

Om 17u30 kwamen we aan na een rit van 17 km over een grindweg vol potholes. Maar na 2,5 weken in Zuid-Afrika ben ik ondertussen een professional in potholes ontwijken! We kregen een gezellig huisje met twee slaapkamers.

Om 18u30 stond het avondmaal klaar: rode bietensoep of uitentaart als voorgerecht, struisvogelsteak als hoofdgerecht, en als dessert chocolademousse of een lokaal puddinggerecht met cognac. Wederom overheerlijk! Na een lange dag vol indrukken genoten we van de rust op de boerderij.

We hadden graag vroeg vertrokken richting Kaapstad, want het was een lange rit met onderweg veel te zien. Maar dat was buiten de boer gerekend… Hij had een rondleiding gepland op zijn boerderij van 7u30 tot 8u45, en pas daarna werd het ontbijt geserveerd. Ik besloot de rondleiding aan mij voorbij te laten gaan en een uurtje langer te slapen. Om 8u stond ik klaar voor een lange, warme douche – maar tot mijn grote teleurstelling kwam er geen warm water uit. Wat een tegenvaller! Dan maar een snelle kattewas en naar de ontbijtruimte, waar ik moest wachten op de anderen. Het ontbijt was lekker, maar we hebben driekwartier moeten wachten op onze eieren. Over het algemeen ben ik niet zo kritisch geweest deze reis – we zijn tenslotte in Afrika – maar bij een rijke boer met veel praatjes verwacht je toch iets meer. Vooral omdat we later op de dag nog moesten rushen om op tijd bij onze B&B in Kaapstad te geraken.

Uiteindelijk konden we iets na 10u vertrekken. De eerste drie uur reden we over de N2, langs prachtige berglandschappen en triestige blikkiesdorpen. Rond 13u kwamen we aan in Kalk Bay, waar we stopten voor een minestronesoep in een klein restaurantje. Ondertussen was het serieus beginnen regenen – de dag was nochtans zonnig begonnen. Dit was onze eerste echte regendag, en waarschijnlijk (hopelijk!) ook de laatste, want we hadden de voorbije drie weken fantastisch weer gehad.

Onze volgende stop was Boulders Beach, waar we pinguïns gingen bewonderen. Voor 65 ZAR (ongeveer 4,50 euro) kon je over een houten wandelpad tussen deze grappige diertjes lopen en foto’s nemen. Echt leuk om te zien!

Daarna reden we verder naar Kaap de Goede Hoop. Daar is een nationaal park, en uiteraard moest er weer toegang betaald worden: 125 ZAR (ongeveer 8,75 euro). Het was ondertussen al na 16u en we moesten nog bijna twee uur rijden. Snel een paar foto’s nemen bij het beroemde bord van Kaap de Goede Hoop, nog wat zand verzamelen als souvenir en weer verder. Het regende nog steeds, dus heel veel zin om langer te blijven hadden we toch niet.

De route naar Kaapstad ging via Chapman’s Peak Drive, een prachtige bergpas. Maar met de regen en de invallende duisternis was het ook een vermoeiende rit. Uiteindelijk arriveerden we om 18u30 bij onze B&B Sweet Orange Guest House… maar de deur was dicht en de eigenaar was nergens te bespeuren. Gelukkig liet een Nederlandse gast ons binnen en belde de eigenaar. Eind goed, al goed: we kregen twee gezellige zolderkamers. Tijd om even uit te blazen na deze lange, natte, maar boeiende dag!

Vandaag stond een volle dag op de planning. Om 9u kwam een gids ons ophalen voor een Township-tour. We bezochten een Township waar zwarte mannelijke arbeiders uit andere delen van Zuid-Afrika werden ondergebracht. We kregen uitleg over de registratiepost, de reinigingslokalen en de plaatsen waar mannen hun vrouwen konden ontmoeten. Vervolgens gingen we naar de hostels: stenen huizen met een centrale eetplaats, een piepklein keukentje en drie kamers, waar in elke kamer drie families samenleven. We mochten er eentje van binnen bekijken – echt erbarmelijke omstandigheden! We lieten kleren, pennen, zeep en shampoo achter in de hoop dat het wat zou helpen.

De volgende halte was een kindergarden. De kinderen zaten in kleine ruimtes in containers, omdat het oorspronkelijke stenen gebouw was afgebrand. Een NGO had gelukkig een schenking gedaan voor een nieuw gebouw, waar ze druk mee bezig waren. We gaven daar de rest van onze cadeautjes af. Daarna stond een bezoek aan een lokaal cafeetje op de planning, maar de eigenares lag in het ziekenhuis. We probeerden nog een “healer” te bezoeken, die traditionele geneesmiddelen maakt van planten, maar hij was er niet en nam zijn telefoon niet op.

Om 11u zette de chauffeur ons af bij het Waterfront, waar we om 12u30 de boot naar Robbeneiland moesten nemen. We hadden nog tijd voor een snelle lunch en vonden een Belgisch restaurant waar we een soepje dronken. Daarna verkenden we een overdekte markt vol heerlijke lokale lekkernijen en mochten we hier en daar iets proeven.

Om 12u30 gingen we ons registreren voor de boot naar Robbeneiland, waar Nelson Mandela jarenlang gevangen zat. De boot zou om 13u vertrekken, maar het werd uiteindelijk 13u30. De Nederlandse gast uit onze B&B had ons gisteren gewaarschuwd dat veel mensen zeeziek werden op de boot. Gelukkig viel het voor ons mee – de boot ging flink op en neer, maar niemand van ons werd ziek.

Eenmaal op het eiland kregen we eerst een rondleiding per bus, gevolgd door een bezoek aan de gevangenis zelf. Door een gebrek aan bussen werd onze groep in tweeën gesplitst: de ene helft begon met de wandeling, de andere met de bustour. Wij zaten bij de laatste groep en kregen een rondleiding van een ex-gevangene, die heel passioneel en aangrijpend vertelde over zijn tijd daar. Daarna stond er een bus voor ons klaar, maar er was nog geen gids… Na tien minuten kwam een vrouw ons vertellen dat zij zou gidsen, omdat er niemand anders beschikbaar was. Ze vertelde veel, maar zo snel dat het moeilijk was om alles te volgen. Ondanks dat was het een indrukwekkend bezoek.

Toen we rond 17u weer op het vasteland aankwamen, trakteerden we onszelf meteen op iets lekkers: een suikerwafel gedoopt in chocolade van de markt. Mmmm, dat hadden we verdiend! Daarna moesten we nog 45 minuten wandelen naar de B&B – maar met die wafel als extra energieboost was dat prima te doen.

Onze laatste volledige dag in Zuid-Afrika en wat een cadeau: een stralende blauwe lucht en temperaturen die perfect waren voor een T-shirt. Ideaal om nog één keer de stad in te trekken en Kaapstad op ons gemak te verkennen.

We begonnen in het stadscentrum, waar we langs het imposante stadhuis, de bibliotheek, een moskee en een kerk wandelden. Overal waren markten – logisch, het was zaterdag – en op veel pleinen zagen we dansende kinderen. Echt een vrolijke, levendige sfeer! Vervolgens trokken we naar Bo-Kaap, de islamitische wijk die bekendstaat om zijn felgekleurde huizen. De kleuren leken extra fris, en we begrepen waarom: na elke Ramadan krijgen de huizen een nieuwe verflaag.

Tegen 17u keerden we terug naar de auto en wilden we nog een bezoekje brengen aan Woodstock, een oude fabriek die volledig gerenoveerd werd en nu vol hippe winkels zit. Helaas waren ze allemaal al gesloten. Dan maar een ander plan: op naar Signal Hill, een van de drie iconische bergtoppen van Kaapstad, om de zonsondergang te bekijken.

Blijkbaar hadden honderden anderen hetzelfde idee, waardoor de weg naar boven behoorlijk druk was. Velen raakten niet op tijd boven, maar wij hadden nét geluk. En wat een spektakel… De zon zakte langzaam in de oceaan, met een kleurenpalet dat de perfecte afsluiter vormde van onze diverse, boeiende en prachtige reis.