Cuba

14-daagse roadtrip door Cuba – maart 2017

Soms ontstaan de beste reisideeën tijdens de meest gewone momenten. Het was een frisse decemberavond, en we zaten met een groep vrienden gezellig in de chalet van de kerstmarkt. Het gesprek ging alle kanten op, van kerstcadeau’s tot vakantieplannen, terwijl we ons warmden aan een glaasje jenever. Toen de beurt bij Pascal kwam zei hij: “Ik wil eens naar Cuba,” en ik reageerde meteen “ik ook!”, zonder nadenken. En daar, tussen de geuren van dennen en warme wafels, werd het zaadje geplant.

Wat begon als een spontane ingeving groeide in een paar weken uit tot een volwaardig plan: een zelf uitgestippelde, twee weken durende roadtrip door Cuba. Een reis die begon in een kerstchalet en eindigde in een wereld vol salsamuziek, oldtimers en mojito’s.

Vrijdag 24 maart. Het Cuba-avontuur begon. Om 5u30 hadden we afgesproken, maar zoals verwacht waren Pascal en zijn vader te vroeg. “Een verwittigd vrouw is er drie waard,” zeggen ze, maar toch was ik er niet in geslaagd om op tijd klaar te zijn.

Om 6u zaten we in de trein richting Zaventem. Alles verliep heel vlot en om 13u30 kwamen we los van de grond en stegen we op richting Madrid, waar we in de luchthaven een fikse wandeling van 20 minuten nodig hadden om bij gate H21 te geraken. Ons vliegtuig naar Havana stond al klaar: een Dreamliner. Pascal’s ogen glinsterden. “Het nieuwste van het nieuwste,” zei hij. Ik knikte alsof ik precies wist waar hij het over had.

Binnen was het vliegtuig inderdaad splinternieuw, met motoren van Rolls Royce nog wel. We zaten ook nog eens met z’n tweeën op een rij van drie. Het geluk zat mee! Tot een passagier besloot om het opstijgschema te saboteren met zijn “Ik stap uit… Nee, ik blijf toch… Of toch niet?” Uiteindelijk verliet hij het vliegtuig maar hadden wij onze geplande vertrektijd gemist. Met een vertraging van 50 minuten konden we eindelijk de lucht in.

Na 8,5 uur (twee films, twee maaltijden en een powernap later) landden we in Havana. Over die maaltijden: onze verwachtingen waren torenhoog dankzij een promotiefilmpje waarin een topchef van Air Europa het eten aanprees alsof het sterrenniveau had. Maar helaas geen sterren gezien. Misschien hadden we in eerste klas moeten zitten.

De luchthaven van Havana was verrassend vlot. Waar we gelezen hadden dat het uren kon duren, stonden wij binnen een uur buiten. Met een chauffeur die ons stond op te wachten met een bordje met onze naam erop, voelde ik me net een filmster – al was de wachtrij om geld te wisselen een stuk minder glamoureus. Vier mensen voor ons, dachten we. “We hebben geluk!” Ja hoor. Elk van die vier kreeg blijkbaar een uitgebreide persoonlijke bankervaring. Spoiler-alert: dit bleek slechts het begin van onze Cubaanse wachtrij-avonturen.

Tegen 22u stonden we in Hostal Perigrino El Encinar, waar we 3 nachten zullen verblijven. Klein maar gezellig, in een rustige straat. Na een dag vol treinen, Dreamliners en rijtjes, was een beetje rust meer dan welkom. Cuba, we zijn er!

Na een relatief goede nacht ging om 7u de wekker. Het ontbijt was een gezellig internationaal tafereel: wij en vier Zwitsers, verzameld rond een tafel vol fruit, ei met komkommer en tomaat, en een mandje brood. Geen uitgebreid buffet, maar lekker. Toen smaakte het nog als nieuw; tegen dag 14 zou het routine worden.

Rond 9u trokken we de stad in. Havana ontwaakte rustig onder een stralende zon en een perfect temperatuurtje. Eerste missie: geld wisselen, dit keer aan een beter tarief dan op de luchthaven. Het wachten duurde even lang, maar met de charmante omgeving als decor was dat al een stuk minder erg.

Havana zelf is gezellige straatjes, prachtige koloniale gebouwen, en op sommige plekken voelde het echt alsof we 50 jaar terug in de tijd waren beland. Het internetgebruik hier was ook een attractie: kleine groepjes mensen stonden op het voetpad, leunend tegen gevels van winkels en restaurants, allemaal met hun telefoon in de hand. Blijkt dat je hier een kaart moet kopen met een code om een uur wifi te gebruiken, waarna de jacht op een signaalpunt kan beginnen. Een sport op zich.

‘s Middags besloten we een echte Cubaanse cliché-ervaring mee te pikken: een tour in een oldtimer-cabrio. De prijs was pittig en de chauffeur sprak geen woord Engels, maar eerlijk, het gevoel van door Havana rijden in zo’n prachtige wagen maakte veel goed. Het is tenslotte ondenkbaar om naar Cuba te gaan zonder in een oldtimer te hebben gezeten, toch?

Om 17u30 voelden we ons compleet geroosterd door de zon en vluchtten we terug naar de hostel. Gelukkig bracht de stevige wind wat verkoeling en maakten we onszelf wijs dat 30 graden eigenlijk best aangenaam was.

‘s Avonds sloten we de dag af bij Sloppy’s, waar we ons tegoed deden aan heerlijke tapas en cocktails. Met een volle maag en een lichte buzz konden we maar één conclusie trekken: Havana had onze harten gestolen.

Na weer een lekker nachtje slapen schoven we opnieuw aan bij het ontbijt met de Zwitsers. Zoals elke ochtend belde de eigenaar van de hostel ons op. Hij woont er zelf niet, maar vroeg steevast of we iets nodig hadden. Persoonlijke service op afstand; dat zie je ook niet elke dag.

De voormiddag begon avontuurlijk met een oversteek naar de andere kant van de rivier. Voor 2 CUC (zo’n 2 euro) stapten we op een ferry die meer weg had van een rammelend wrak. Het tochtje duurde gelukkig maar tien minuten, want het wrak maakte een oorverdovend lawaai.

Daarna wachtte ons een pittige klim naar het Cristobeeld. Denk Christus de Verlosser van Rio, maar dan de Cubaanse versie – iets kleiner en met een betere ligging wat ons betreft, want de uitzichten waren fantastisch.

Volgende halte: Castillo del Morro, een van Havana’s iconische bezienswaardigheden. Bijna geen toerist te bekennen, maar wel een enthousiaste man in de controletoren. Hij gaf ons een rondleiding langs zijn SOS-lamp, verrekijker, en de kast vol vlaggen. Elk schip dat de haven binnenvaart krijgt de vlag van zijn land te zien. Helaas geen Belgische vlag in de kast. Uiteraard tegen een kleine fooi, want zo rollen ze hier.

Na de middag stond het Cementerio de Colón op het programma. Op aanraden van onze hostel-eigenaar namen we de hop-on-hop-off-bus, die evenveel kostte als een taxi. Een slimme zet, want we konden de rest van de middag lekker blijven zitten als we wilden.

Eerst eten, want mijn honger begon zich weer om te zetten in “hangryness”. In een restaurant vol Cubanen kregen we een menu om uit te kiezen, maar toen we eindelijk bestelden, biechtte de ober op dat er eigenlijk maar één optie was: kip met rijst en bonen, en soda om te drinken. Prima voor ons, maar waarom dan die menukaart? Misschien was het om ons een luxe-ervaring te geven.

De hop-on-hop-off-busrit was een belevenis. Het leek meer op een lijnbus voor luxe hotels dan een toeristische tour. Hij reed helemaal naar het verste hotel aan de rand van de stad en keerde via dezelfde weg terug. Niet logisch, maar wel een kans om een onbekend stukje Havana te zien.

Om 17u30 stapten we uit, want de bus stopte om 18u. Nog even een cocktail op Plaza de Armas, waar een groepje live muziek maakte en danste. Hier lijkt elk terras, elke hoek en elk restaurant gevuld met muziek. Het is gewoon magie.

’s Avonds ontspanden we op het dakterras van de hostel, met een boek en een prachtig uitzicht. Daarna gingen we eten bij een Italiaan. Niet echt de meest authentieke keuze, maar die spaghetti was precies wat we nodig hadden na zo’n volle dag.

Om 9u stonden we klaar in hotel Sevilla om onze huurauto op te pikken. Of toch, dat was het plan. Het bleek meer een cursus geduld dan een afspraak. Pascal nam de rol van “de volhardende onderhandelaar” op zich en klopte om de haverklap op het kantoordeurtje. Het enige antwoord? “Tranquilo, tranquilo.” Drie keer raden wie het niét zo tranquilo vond.

Na twee uur wachten bedachten we dat een internetkaartje de tijd kon doden. Goede zet… totdat ze doodleuk meldden dat het internet plat lag. Geweldig. Maar goed, na een slordige drie uur wachten was daar eindelijk ons vervoermiddel: een deftig Renaultje met 20.000 km op de teller, wat blutsen en krassen, maar niets wat ons humeur nog kon verpesten. Het codewoord werd “linkervoet niet gebruiken,” want automatisch rijden vereist focus.

Eens buiten de stad kwam Cuba in al zijn natuurlijke pracht tot leven. Het idee was om mijn zorgvuldig uitgestippelde alternatieve route te volgen, maar de realiteit gooide roet in het eten. Straten die op de kaart stonden bleken in het echt niet te bestaan, en de wegen die er wél waren, waren bezaaid met “potholes”. Geen mens of huis te bekennen, maar koeien, geiten en paarden leken wel onze vaste reisgezellen.

Ondertussen voelde ik me zo mottig als iets, waarschijnlijk een zonneslag als souvenir van de hop-on-hop-off-bus. Viñales leek een eeuwigheid weg, maar om 17u arriveerden we eindelijk bij Casa Garicia. Garicia, de lieve eigenares, ontving ons alsof we haar lang verloren kinderen waren. Voor vertrek hadden we zelfs een mail gekregen van haar zoon, Dr. Sergio, met de vraag of we er die avond wilden eten, want zijn moeder moest zich voorbereiden.

Het avondeten stelde niet teleur: vis, rijst met bonensaus (dé Cubaanse klassieker), komkommer en tomaat. Heerlijk, al leek de rijst met bonensaus zich al stevig als reispartner te nestelen in ons menu.

Helaas zat er voor mij na het eten niets anders op dan direct naar bed te gaan. Diarree had zich inmiddels als ongenode gast aangediend. En dan komt het, niet voor gevoelige lezers: in Cuba mag toiletpapier niet in het toilet, maar moet het in een emmertje ernaast. Normaal geen probleem, maar met diarree? Laten we zeggen dat dat emmertje geen geurloze prullenbak was. Op den duur draaide mijn maag zich al om bij de gedachte alleen.

Na een slechte dag gisteren voelde ik me vanmorgen al stukken beter. Tijd om de cowboy en -girl in ons wakker te maken! Samen met het Zwitserse koppel dat in de andere kamer van de Casa verbleef, besloten we een paardrijtocht te maken. Om 9u kwam “a friend” van Dr. Sergio ons oppikken om ons naar de paarden en gids te brengen.

Mijn paard heette Margarita, een prachtig lichtbruine merrie met een eigen willetje. Ze had duidelijk besloten dat achteraan lopen veel gezelliger was. Zo nu en dan hield ze gewoon halt, en pas na een zetje van de gids deed ze weer mee met de groep. Een beetje koppig, maar ik had er sympathie voor.

We hadden afgesproken om de 4-uur durende tocht te doen, met stops bij een koffieplantage, een grot, een viewpoint en een tabaksplantage. Alles was zo mooi en charmant dat we telkens nét wat te lang bleven hangen. En zo veranderde de 4-uurs tocht in eentje van 6 uur. Gelukkig had de gids een goed hart en rekende hij ons maar voor 5 uur aan.

Terug in Viñales wilden we in een winkeltje water kopen, want dat leek ons goedkoper dan in de Casa. Dat klopte, maar de prijs was een kleine troost voor de tijd die we weer verloren door te wachten. Natuurlijk was het weer “1 per 1 binnen,” en Cubanen met connecties hadden voorrang. Na de zoveelste keer voorgestoken te worden door iemand die “de neef van de zus van iemand die daar werkte” bleek te zijn, besloten we voortaan gewoon in de Casa te kopen.

’s Avonds hadden we kreeft op het menu staan. De keuze tijdens onze reis was meestal tussen vis, kip, varken of kreeft, en als je dat twee weken volhoudt, moet je slim afwisselen. Vooraf was er een Mojito, gemaakt volgens Dr. Sergio’s geheime recept. Volgens hem de beste Mojito ter wereld. Dat klonk wat overdreven, maar eerlijk? Het was de beste die we in Cuba hebben geproefd. Misschien had hij toch gelijk.

Deze ochtend trokken we er weer op uit. Op het programma: een bezoek aan de Cueva del Indio, een grot op zo’n 8 km rijden van Viñales. Het was kort maar mooi, een combinatie van wandelen (200 meter) en een boottochtje van 500 meter. En dat was het. Een klein avontuur, maar wel de moeite.

Daarna reden we door naar het uitzichtpunt bij hotel Los Jazmines. Wauw. Het panorama was adembenemend. De boekjes hadden het ook beloofd: bij zonsopgang zou er een mist hangen waar de rotsen bovenuit steken. Dat klonk magisch, dus morgen zetten we onze wekker vroeg om dat fenomeen te bewonderen.

We maakten een korte maar schitterende wandeling in de omgeving. De paadjes waren puur natuur: onverhard en roodbruin van het stof. We kwamen onderweg zelfs een man te paard tegen die beroemd is in de Lonely Planet (pagina 24, voor de liefhebbers).

Na de wandeling besloot ik om even te chillen in de Casa. Pascal ging ondertussen naar het centrum om een internetplek te vinden. Terwijl ik relaxte, zorgde mama Garicia ervoor dat ik niks tekortkwam. Sapjes, mango’s… het was pure verwennerij. Me happy!

Om 16u gebeurde er iets onverwachts: een salsa-leraar arriveerde voor het Zwitserse koppel. Natuurlijk kon ik niet gewoon toekijken. Voor ik het wist, stond ik ook te dansen, samen met Pascal. Geen idee of onze moves al Cubaanse goedkeuring verdienen, maar we hadden in elk geval veel plezier.

’s Avonds aten we kip (de klassieker) en gingen daarna met onze Zwitserse vrienden nog iets drinken in een bar bij de kerk. Tot onze verrassing was het salsa-night, wat zorgde voor een perfecte afsluiter van de dag. Het enthousiasme van de dansers was aanstekelijk, maar na ons uurtje les hielden we het toch bij kijken.

Morgen vroeg uit de veren voor dat mistige uitzicht, maar voor nu: slaap met een glimlach.

De wekker stond vroeg (6u30), want vandaag wilden we de spectaculaire zonsopgang zien vanaf het uitzichtpunt bij Los Jazmines. Helaas, de mist waar de boekjes zo lovend over zijn, was nergens te bekennen. Zelfs wolken waren er amper. Het uitzicht was mooi, dat zeker, maar niet het magische tafereel dat ons was beloofd. Ach ja, niet alles kan volgens het script lopen.

Na het ontbijt stapten we in ons Renaultje voor een rit naar Cayo Jutías. Anderhalf uur hobbelen over wegen die nóg slechter waren dan die tussen Havana en Viñales. Zelfs de dappere Dr. Sergio had ons gewaarschuwd: taxi’s willen die kant niet meer op. En nu begrepen we waarom. Ons arme autootje kreeg het zwaar te verduren. Maar toen we aankwamen… wauw.

Cayo Jutías was een postkaart die tot leven kwam: een parelwit strand met helderblauw water dat je voeten zichtbaar hield, zelfs als je er tot je nek in stond. De temperatuur van het water was perfect, en we konden niet anders dan concluderen: dit was het mooiste strand dat we ooit gezien hadden. De oldtimertaxi’s die de rit hadden aangedurfd, stonden in groepjes met hun motorkap open in het zand – een nostalgisch tafereel dat perfect paste bij de sfeer.

Eenmaal terug in de Casa begon ik aan een even grote uitdaging als de rit naar de kust: mijn haar wassen. De douche bood een karig straaltje water, dat bovendien afwisselde tussen ijskoud en bloedheet. De elektrische douchekop moest je bedienen aan de kop zelf om de temperatuur te regelen, wat met natte handen allesbehalve geruststellend was. Soms kwam er zelfs een klein vlammetje uit. Maar ik heb het overleefd en mijn haar ook!

’s Avonds stond er kotelet op het menu, uiteraard vergezeld van de onvermijdelijke rijst en bonensaus.

Vandaag besloten we voor de “snelle” route te gaan en de autostrade te nemen. Al snel bleek dat een Cubaanse autostrade niet te vergelijken is met wat we kennen. Drie rijstroken zonder verkeer, maar dat betekent niet dat het een ontspannen ritje was. De rechterrijstrook was voor paard en kar, fietsers en zelfs voetgangers. Auto’s gebruikten simpelweg de minst hobbelige strook, wat betekende dat er links werd gereden en rechts werd ingehaald. Een chaotische symfonie die blijkbaar perfect werkt in Cuba!

Na twee uurtjes rijden kwamen we aan bij Casa Los Sauces, onze verblijfplaats voor de nacht. De kamers waren spiksplinternieuw en heel clean.

De rest van de dag hebben we besteed aan de bezienswaardigheden van Soroa. Eerst beklommen we de Mirador, een pittige klim naar een uitzichtpunt boven op een berg. Bij 30°C was het behoorlijk afzien, maar het uitzicht maakte alles goed.

Daarna bezochten we de Orquidería, een orchideeëntuin met maar liefst 6000 planten. Terwijl ik het pracht en praal bewonderde, deed ik iets goeds voor mijn karma: ik hielp een oude man een helling af en zorgde dat hij veilig op een stoel belandde. Eerder op de dag hadden we al een liftster meegenomen, een dame die volledig buiten adem was van de steile bergop. Karma level: +2.

De waterval van Soroa bleek helaas een tegenvaller. Er was letterlijk geen water – geen druppel. Droge seizoensproblemen. De Baños de Los Juan waren niet veel beter. Er was amper water en het was er ook nog eens overvol. Toch fijn om te zeggen dat we het gezien hebben, al was het maar voor de checklist.

Terug in de casa maakten we een planning voor de volgende dag onder het genot van een Cuba Libre. Het avondeten begon met een “vertrouwde” bonensoep, die verdacht veel leek op de saus van de voorbije dagen. Maar daarna volgde een heerlijke hoofdschotel: eend met butternut.

De nacht was beroerd. De matrassen in Casa Los Sauces waren een waar folterinstrument – elke veer voelbaar en piepend bij de kleinste beweging. Gelukkig maar één nacht!

Vandaag stond er weer een autostradeavontuur op het programma. Onderweg pikten we een koppel lifters op, maar voor we het wisten zaten er drie volwassenen op de achterbank van ons kleine Renaultje.

Onze eerste stop na de afslag naar Playa Girón was een krokodillenkwekerij. Hier kweken ze deze indrukwekkende dieren voor de voedselketen, maar ook om uit te zetten in de natuur. Fascinerend om te zien, al was het idee van krokodil op het menu wat minder aanlokkelijk.

Bij aankomst in Casa Moya werden we hartelijk ontvangen. Het is een gezellige plek, al ligt het aan een drukke baan en hebben de ramen geen glas. De matrassen hadden opnieuw die iconische Cubaanse veren, maar we hopen dat ze beter liggen dan die van gisteren.

In de namiddag trokken we naar een nabijgelegen strandje om even te ontspannen. Een boek lezen terwijl de golven zachtjes rollen, dat is pas vakantie.

Terug in de hostal troffen we onze medegasten: een luidruchtige groep Duitsers. Drama alom toen één van hen ontdekte dat ze haar gsm in de taxi had laten liggen. Gelukkig wist de eigenaar van de hostal de chauffeur op te sporen, en zo werd het een verhaal met een happy end. De Duitsers bleken uiteindelijk heel sympathiek gezelschap.

’s Avonds genoten we opnieuw van kreeft, deze keer met een heerlijke tomatensaus. De vertrouwde bijgerechten – rijst en bonensaus – waren natuurlijk van de partij.

De nacht was verrassend oké, ondanks de hitte en die eeuwige Cubaanse matrassen. Na het ontbijt wachtte ons echter een minder leuk avontuur: een platte band. Gelukkig bleek Dimitri, de eigenaar van de hostal, een ware reddende engel. In no-time verving hij de band, bracht de kapotte naar de garage en kwam een halfuur later terug met een gerepareerd exemplaar. Het verdict: een gaatje in de binnenband en wat deuken in de velg, souvenirs van de onvermijdelijke potholes.

De planning voor vandaag: strand en snorkelen! In de buurt waren er twee stranden met een all-inclusive formule voor 15 CUC. We kozen voor het mooiste strand en maakten ons klaar voor mijn allereerste snorkelervaring. Het water was heerlijk en het snorkelen viel goed mee, al was de onderwaterwereld niet spectaculair: slechts een handvol vissoorten gezien. Maar hé, iedereen moet ergens beginnen!

De weg naar het strand voelde alsof we in een videospel zaten: overal krabben die van de ene kant naar de andere scharrelden. Het leek een missie om ze te ontwijken en te voorkomen dat hun scharen in onze banden zouden blijven steken. Ik denk dat ik het er nog behoorlijk goed vanaf heb gebracht – een echte krab-slalompro!

Terug in de casa wachtte ons een culinair hoogtepunt. Dimitri kwam thuis met een enorme, vers gevangen vis, waarvan wij een heerlijk stuk mochten proeven tijdens het avondeten.

Na het diner werd het nog gezelliger. Dimitri trakteerde ons in de plaatselijke bar. De mojito was helaas van de kaart omdat de limoen op was, dus werd het een Cuba Libre. Pascal vertelde tijdens de avond over zijn werk in een ijsfabriek, wat resulteerde in een onverwacht dessert: een hele pot ijs die we mee naar de hostal kregen.

Na ons afscheid van Playa Girón stond een tussenstop in Cienfuegos op het programma. Onderweg pikten we weer een liftster op – handig, want zij wees ons een ideaal parkeerplekje aan in de stad. Cienfuegos bleek vrij compact: een centraal plein, twee straten vol kraampjes en winkeltjes en een mini haven. Na een uur of twee hadden we het wel gezien. We aten nog snel een sandwich en vervolgden onze weg richting Trinidad.

Met tijd genoeg besloten we een omweg te maken via El Nicho, een waterval in Topes de Collantes. Het landschap was adembenemend, maar ons autootje kreeg flink wat te verduren. De bergwegen waren steil, en soms leek het alsof we niet boven zouden komen. Gelukkig was het wegdek daar nog in goede staat.

Bij de waterval aangekomen, sloegen we het bezoek toch maar over. De entreeprijs van 10 CUC vonden we te veel voor wat waarschijnlijk weer een drooggevallen waterval zou zijn. De afdaling aan de andere kant van El Nicho was echter een ander verhaal: een rampzalige weg vol kuilen en modder. Ons Renaultje leek bijna uit elkaar te trillen, en de mannen te paard die we passeerden, keken ons aan alsof we compleet gek waren. Gelukkig bereikten we zonder nieuwe platte band de bewoonde wereld.

Daar pikten we opnieuw lifters op, die ons deze keer tot aan onze casa in Trinidad leidden. Eenmaal aangekomen, bleef de vrouw staan om afscheid te nemen. Als dank vulde ik haar handtas met balpennen, bellenblazers en kinderkleertjes – een eenvoudige geste, maar ze was er dolblij mee.

Onze verblijfplaats, Hostal Casa Mia, voelde meteen als een verademing: gezellig, een goede douche, redelijke bedden, en een groot dakterras met uitzicht. Bij aankomst kregen we een straffe cocktail, genaamd Canchañchara (of toch iets wat qua uitspraak daarop leek). Na het douchen maakten we kennis met een Frans koppel op het terras.

Het diner was een schot in de roos: heerlijke garnalen, perfect bereid. Met een goed gevulde maag en uitzicht over Trinidad sloten we de dag af. Morgen duiken we verder in deze kleurrijke stad!

Vandaag ontdekten we het centrum van Trinidad, een stadje dat ons deed denken aan Brugge: charmant, compact en met prachtige straatjes. Hoewel de stad niet groot is, zijn er toch een zestal bezienswaardigheden die de moeite waard zijn.

In het Architectuurmuseum betaalden we 1 CUC entree, maar om foto’s te maken vroegen ze nog eens 5 CUC extra. Die fooi lieten we vriendelijk aan ons voorbijgaan. Toch drong het vriendelijke gidsje erop aan dat we foto’s namen en om niet onbeleefd te zijn, hebben we stiekem wat (gratis) kiekjes geschoten.

Tijdens onze wandeling werden we uitgenodigd door een lerares in een schooltje. We mochten overal binnenkijken en zelfs foto’s maken, in ruil voor een kleine donatie. We beloofden later terug te komen met potloodjes en kinderkleertjes, wat we natuurlijk hebben gedaan. De blije gezichten waren goud waard.

Na de lunch besloten we toch maar eens op het internet te surfen. Op een pleintje met een wifispot en bankjes onder de bomen gingen we online om het thuisfront bij te praten. Die gekochte internetkaart moest toch benut worden! Rondom ons zaten nog een tiental andere internetters, elk druk bezig met verbinding maken met de buitenwereld.

Later in de namiddag trokken we naar Playa Ancón, op ongeveer 12 kilometer van Trinidad. Hoewel we even overwogen om met de fiets te gaan, liet de hitte ons van gedachten veranderen. Het strand was mooi, maar na de paradijselijke ervaring op Cayo Jutías voelde het toch wat gewoontjes.

Terug in de casa werden we verwend met weer een heerlijk avondmaal: gegrilde vis met paella-rijst en een huisgemaakte salsa.

Na alweer een zwoele nacht – ik heb het hier puur over de temperatuur – verlang ik stilaan naar mijn eigen bed, mijn eigen kussen en vooral mijn eigen koele kamer. Maar hé, we zijn op vakantie, dus we maken er het beste van!

Om 9u30 vertrokken we met een bijzondere attractie: een treinrit naar de Valle de los Ingenios. Op het station stonden al heel wat toeristen ongeduldig klaar. De trein zelf was een houten krakemikkig geval dat bij elke bocht piepte en kraakte alsof hij elk moment uit elkaar kon vallen. Gelukkig deed hij dat niet, al voelde het bij momenten alsof we op een hobbelpaard zaten.

De eerste stop was in Iznaga, waar we een uur de tijd hadden om rond te kijken. De grote trekpleister hier was een toren van 57 treden – ik hoorde het iemand enthousiast roepen. Om de toren te bereiken, moest je door twee straatjes met kraampjes vol kleurrijke souvenirs. Boven in de toren werden we getrakteerd op een prachtig uitzicht over de vallei.

De tweede stop was bij een oude suikerfabriek, nu omgebouwd tot museum. Naast het museum stond een bar waar je een suikerrietdrankje kon proeven, vers geperst en heerlijk zoet. Na een uurtje stapten we weer op de trein voor de terugrit naar Trinidad, dit keer helemaal achteruit.

Om 14u30 rolde de trein weer het station van Trinidad binnen. De rest van de middag vulden we met rondslenteren door de gezellige straatjes van de stad. Een beetje kuieren hier, een beetje snuffelen daar, tot we moe maar voldaan terugkeerden naar de casa.

Na een verfrissende douche genoten we op het dakterras van een heerlijke cocktail: een bananamama, een tropische piña colada met banaan.

Vandaag was het zover: we reden naar ons luxe-hotel in Varadero. Na twee weken in gezellige, familiaire casa’s waren we benieuwd hoe dit contrast zou aanvoelen. Het was een rit van ongeveer 4,5 uur, en ik keek stiekem al uit naar wat ons te wachten stond.

Net bij het binnenrijden in Varadero werden we tegengehouden door de politie. Het probleem? We hadden een liftster mee in de auto, en dat schijnbaar niet zo naar de zin van de man. Na wat heen en weer gepraat mochten we gelukkig toch doorrijden.

Bij aankomst bij het hotel was onze eerste indruk meteen een beetje wauw! Een mooi plekje, een fijne kamer, en vooral: goede airco en een écht goed bed. Na twee weken op bedden met vering die je letterlijk uit je slaap kon schudden en kamers die bloedheet waren, was dit echt een verademing.

We zijn meteen naar het buffet gerend, want we mochten hier de hele tijd gratis eten en drinken – een waar paradijs voor de buik! Het was al 13u30, en het buffet sloot om 14u, dus we hadden net genoeg tijd om ons tegoed te doen aan lekkers.

Na het installeren op onze kamer zijn we naar het strand gegaan. Het water was weer heerlijk, precies zoals je het je voorstelt: lauw, helder en uitnodigend.

Een paar uur, enkele cocktails en een hoop ontspanning later was het alweer tijd om te douchen en aan tafel te gaan voor het avondeten.

Na een heerlijke nacht in het luxe-hotel was het helaas alweer tijd om terug naar huis te keren. Het all-in concept was heel leuk voor een keer: veel gemak, lekker eten en ontspanning. Maar als ik eerlijk ben, geef ik toch de voorkeur aan de gezellige, authentieke casa’s waar we de afgelopen weken verbleven.

Het heeft z’n charme, dat typische lokale leven, en het avontuur dat erbij hoort. Hoewel een goed bed en airco ook niet te onderschatten zijn… 😊